Zoals jullie op het "gewone" forum bij het LageLanden-topic hebben kunnen lezen, zijn we bij de workshop van Maarten vrij veel bezig geweest met improvisatie.
Hier wat manieren waarop we (viool, gitaar en trekharmonica) zijn bezig geweest.
We beperkten ons hoofdzakelijk tot de
pentatonische toonladder omdat dat een fijn houvast is voor het improviseren. Je hoeft dan niet erg te letten op het akkoordenschema, omdat die vijf noten bijna altijd wel passen. (geweldige uitvinding..)
We begonnen met improviseren op Gm in 3/4, met de
akkoorden I, IV en V. Na een tijdje zijn we over gegaan op alleen I, omdat die akkoorden best dwingend zijn.
Joris, Draakje en ik vonden geloof ik alledrie het improviseren op alleen de I het prettigst. Zeker met die 3/4-maat raakten we in een soort trance ;~)
Het voordeel van
improviseren op één akkoord is dat het veel vrijheid geeft, het nadeel lijkt dat je ook kan verzanden in geneuzel. Dat het voor jezelf leuk en vrij is om te doen, maar of het interessant is om naar te luisteren voor niet-deelnemers is nog maar de vraag.
Daarna gingen we over op improviseren in
majeur op 4/4. In C op I, IV, V. Totaal anders dan improviseren in
mineur! Ik vond het zelf veel moeilijker.
Misschien omdat ik sowieso niet veel in majeur speel?
Of misschien omdat in C te voor de hand ligt op een trekzak in GC-stemming? Ik kon er in elk geval weinig boeiends uit toveren, vond ik zelf.
Improviseren in Gm was voor mij (met m'n beperkte instrument) lastig, omdat ik goed in de gaten moest houden welke knoppen ik gebruikte, maar het klonk wel veel boeiender en na een tijdje klooien (en veel aanmoediging van draakje
), vond ik wel wat leuke loopjes die ik als basis kon gebruiken.
In C klonk het allemaal saai en daar blokkeerde ik dan weer van...
Een paar
tips die ik van Maarten heb onthouden:
- In India improviseren ze vaak als volgt: ze beginnen met één toon. Dan diezelfde toon + één erbij. Dan diezelfde twee + één erbij. Enzovoort.
- In het midden-Oosten beginnen ze een improvisatie vaak door gewoon de toonladder te spelen. Dat een paar keer doen en van daaruit uitstapjes maken.
Nou klinkt een Oosterse toonladder natuurlijk wel een stuk interessanter dan een simpele majeur, maar aan de andere kant geldt dat voor de muzikanten daar waarschijnlijk niet omdat ze 'm ook als hun broekzak kennen.
- Zing bij het improviseren wat je speelt (in elk geval als oefening). Op die manier krijg je namelijk natuurlijke "zinnen" omdat je adempauzes in moet lassen en voorkom je dat het een brei wordt, die maar doorgaat.
- Gebruik alle octaven die je hebt en wissel snelle stukken af met langzame. Zoek extremen op.
Goed, tot zover. De kookwekker gaat